januari 2013

Over de vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter en over de vasten

De wisseling van de seizoenen hangt voornamelijk af van de Zon. Haar nadering maakt het warm, haar toeven in onze nabijheid maakt het droog, haar wegtrekken maakt het koud en haar toeven ver van ons af maakt het vochtig. De afstand die zij tot ons heeft, dichtbij, ver, dan wel daartussen, maakt dat wij vier seizoenen onderscheiden: lente, zomer, herfst en winter.

Over de zonnecyclus en hoe we de zondagsletter moeten vinden

Nu we gezien hebben wat de concurrent is en wat de schrikkeldag, gaat het vervolg over de zonnecyclus, die als het ware voortkomt(1) uit deze jaren. Er is namelijk een zonnecyclus en dat is de tijdsduur waarin alle variaties voorvallen die in het zonnejaar door de concurrent en de schrikkeldag veroorzaakt kunnen worden. En deze cyclus is voltooid, wanneer er na het zevende jaar geen dagen overblijven na telling van de hele weken  - waaruit de concurrenten voortkomen – en geen dagen gevormd uit de extra uren – waaruit het schrikkeljaar gevormd wordt.

Over het schrikkeljaar

Nu moeten we de schrikkeldag nog toewijzen die gevormd wordt door de zes uren bij elkaar op te tellen. Er is namelijk in Februari van het vierde jaar van de zonnecyclus (om de datering van het zonnejaar in de pas te laten lopen met zijn omloop) een tussenplaatsing van één dag: de schrikkeldag. Het zonnejaar telt immers 365 dagen en bijna 6 uren, zoals hierboven is aangetoond, en die wij om verwarring te vermijden als 6 hele uren beschouwen.

Over het zonnejaar

Het woord jaar kan dus velerlei betekenissen hebben. Maar de Computist neemt slechts twee in beschouwing, te weten het zonnejaar en het maanjaar en behandelt de overige niet. Over het belangrijkste zullen we het eerst handelen en dat is het zonnejaar. Het zonnejaar is het tijdsbestek waarin de Zon zich beweegt van een van vier punten van de Dierenriem, n.l. van de equinoxen of de keerkringen, en met zijn eigen omloop de hele Dierenriem aflegt tot zij terugkomt op het zelfde punt. Zo komt het dat de Zon bij de Ouden wel werd afgebeeld als een slang die zijn eigen staart verslindt: 

Over de jaren

De planeten zelf hebben jaren die van elkaar in lengte verschillen, maar ze hebben gemeenschappelijk het jaar dat het wereldjaar of in het bijzonder het volmaakte jaar genoemd wordt.

Wat zijn de Kalendae, de Nonae en de Idus?

We moeten nu weten, dat iedere maand drie kapstokdagen heeft, waaraan alle overige dagen, na toevoeging van een telwoord hun naam  ontlenen. Het zijn de Kalendae, de Nonae en de Idus. Kalendae heten zo als nevenvorm van Colendae, Aanbiddingsdagen. De eerste dag van elke maand werd door de Ouden namelijk gevierd ter ere van Juno. Ik verwijs naar Ovidius:

De dienst aan Juno legt beslag op de Romeinse Kalendae.

Over de maanden

Er zijn drie soorten maanden: de zonnemaand, de maanmaand en de kalendermaand. De zonnemaand is de tijd die de Zon erover doet om een Teken van de Dierenriem te doorlopen. Ik citeer Aristoteles: De Zon doorloopt een van de twaalf Tekens in precies een maand. De maanmaand is eigenlijk de tijd waarin de Maan nadat hij zich [eerst] van de Zon verwijderd heeft, zijn oorspronkelijke positie weer inneemt. Daarop komen we in het vervolg terug. De kalendermaand is het aantal dagen dat in onze kalender is aangegeven en sinds de Oudheid in acht is genomen.

Over de tijdsdelen groter dan de dag: eerst over de week

De week, om te vervolgen, bestaat uit zeven natuurlijke dagen, begint met de Zondag en loopt van daaruit door. We moeten onthouden, dat de weken geen eigen benamingen hebben, zoals de dagen. Daarvoor zijn twee redenen, de eerste omdat er zoveel van zijn (er zijn immers in een jaar 52 weken en een dag), de tweede omdat de zeven dagen die in het ene jaar een week vormen, in het volgende jaar over twee weken worden verdeeld. En daarom, als er een goede naam zou zijn voor het ene jaar, zou die veranderd moeten worden in het volgende jaar, wat lastig zou zijn.

Over natuurlijke en kunstmatige dagen

Het ene soort dagen heet natuurlijk, het andere kunstmatig. De natuurlijke dag bestaat uit de aaneengesloten periode van 24 uur, die begint op een van vier punten aan de meridiaan of de horizon, waar de Zon zich bevindt: dat wil zeggen de tijdsruimte van de gehele dag en nacht. Daarom staat in Genesis: ‘Een dag is gemaakt uit een avond en een ochtend’. Evenzo: ‘Gij die de ochtend met de avond hebt verbonden, schrijft voor dat dit dag genoemd wordt.’

Pagina's