Wat zijn de Kalendae, de Nonae en de Idus?

We moeten nu weten, dat iedere maand drie kapstokdagen heeft, waaraan alle overige dagen, na toevoeging van een telwoord hun naam  ontlenen. Het zijn de Kalendae, de Nonae en de Idus. Kalendae heten zo als nevenvorm van Colendae, Aanbiddingsdagen. De eerste dag van elke maand werd door de Ouden namelijk gevierd ter ere van Juno. Ik verwijs naar Ovidius:

De dienst aan Juno legt beslag op de Romeinse Kalendae.

Ook wel zegt men dat Kalendae is afgeleid van καλω, wat betekent ‘ik roep’. Op de eerste dag van elke maand beklom een omroeper namelijk een hooggelegen plek in de stad en riep vier maal Calo, of vaker, zo vaak als er marktdagen in de komende maand waren, en daarom spreekt men van de Kalendae in het meervoud. En dan zegt men dat Kalendae komt van καλον, wat goed betekent, omdat op de eerste dag van de maand vrienden elkaar cadeautjes plachten te geven. Ze deden dat, opdat het een goed voorteken zou zijn van wat hun over de hele volgende maand ten deel zou vallen.

Nonae, zegt men, is afgeleid van non, niet. Er was namelijk geen god die zijn feestdag op de Nonae had. Ik verwijs weer naar Ovidius:

Het beschermheerschap van de Nonae mist een god. etc.

Men zegt ook wel dat Nonae is afgeleid van novae, nieuw, omdat bij de Romeinen besluiten elke maand weer vernieuwd werden. En tenslotte zou Nonae komen van nundinae, marktdagen, omdat die zoveel dagen plachten te duren als de Nonae waren.

De Idus zouden hun naam ontlenen aan het woord deling: zij delen namelijk de maand in twee bijna gelijke delen. Of omdat dan de marktdagen verdeeld werden. Aan deze dagen met toevoeging van een telwoord ontlenen de andere dagen van de maand hun naam. Hoe groter het getal is dat het telwoord aangeeft, hoe meer dagen aan zo’n dag voorafgaan; hoe kleiner hoe minder. Nu rijst de vraag, waarom men niet zegt ‘op de tweede dag voor de Kalendae, de Nonae en de Idus’? Het antwoord is, dat ‘tweede, secundo’ is afgeleid van het werkwoord ‘sequor, volgen’ en dat deze dag dus na de Kalendae enz. zou moeten komen, als hij ‘secundus, volgende’ werd genoemd. Daarom zegt men correct ‘pridie Calendas, de voorgaande van de Kalendae’, dat is de dag die onmiddellijk voorafgaat aan de Kalendae. Alle maanden zonder onderscheid hebben acht dagen die genoemd worden naar de Idus. Vandaar het vers:

In het algemeen hebben alle maanden acht Idusdagen.

Maar sommige maanden hebben meer en sommige minder Nonaedagen. Dat staat in het vers:

Maart, Mei, Juli en Oktober steeds zes Nonae; aan de overige moet je twee maal twee geven.

Nu is behandeld, hoeveel dagen elke maand heeft, zoals uit het bovenstaande blijkt en hoeveel Nonae- en Idusdagen er zijn(1); als men de som van deze twee aftrekt, zijn wat overblijft, Kalendaedagen. We moeten verder in het oog houden, dat er in iedere maand twee dagen zijn, die de zieke, de slechte of de Egyptische dagen worden genoemd. De zieke vanwege het gevolg. Volgens de mening van sommigen geneest iemand die op deze dagen ziek wordt, nauwelijks of niet van die ziekte. De slechte, omdat het slecht is op die dagen een project te beginnen, wegens de slechte stand der sterren dan. De Egyptische, omdat ze door de Egyptenaren zijn ontdekt. U onthoudt dit wegens de tien plagen, die de volgende verzen in het kort noemen:

Bloed, kikvors, mug, vliegen, vee dat sterft, zweer,
Hagel, sprinkhanen, duisternis, dood van eerstgeborenen.

Zeer vele kwade zaken hebben hen getroffen, dusdanig dat tweemaal in elke maand, zoals op de kalender wordt aangegeven, door sommigen op deze dagen zelfs menselijk bloed aan Pluto werd geofferd. Daarom is het verboden dat iemand zich op die dagen laat aderlaten, opdat hij niet de schijn op zich laadt aan een demon te offeren. Augustinus heeft het in acht nemen van deze dagen belet met de woorden: Gij zult de Kalendae van de maanden en de Egyptische dagen niet in acht nemen. Maar omdat ze door het lekenvolk gevierd werden, laten de volgende vier verzen weten hoe men ze moest houden:

Armis Gunfe, dei Kalatos(2), adamare dabatur,
Lixa memor, conflans gelidos, linfancia quosdam.
Omne limen, Aaron bagis, concordia laudat,
Chiiae linkat, ei coëquata, gearcha, lifardus.

Steeds hebben twee woorden uit deze verzen betrekking op één maand, te beginnen met Januari. Als u de eerste Egyptische dag van een willekeurige maand wil hebben, worden zoveel dagen berekend, aftellend van het begin van de maand, als de plaats die de eerste letter van het woord dat voorop gaat, in het alfabet inneemt en waar deze telling eindigt, dat is een Egyptische dag. En de hoeveelste de eerste letter van de tweede lettergreep van datzelfde woord in het alfabet is, dat uur van die dag is het gevaarlijke uur. Om de tweede Egyptische dag van dezelfde maand te vinden moeten zoveel dagen worden geteld  vanaf het eind van de maand teruggeteld, als de eerste letter in het alfabet is van het tweede woord. en de hoeveelste de eerste letter van de tweede lettergreep van datzelfde woord in het alfabet is, dat uur van die dag is het gevaarlijke. Daarbij moeten we in het oog houden, dat de H niet als letter geldt.

  1. In de marge staat geschreven:
    primus di                       De rest is bij het afsnijden der marge
    mensis dic                     verloren gegaan.
    kalenda fi
    ant alior
    reliqui eiu
    primo non
    secundo in
    bisque sub
    ctis rati
    dicuntur ...linda.
  2. Als we de K als C lezen, klopt het. Alle kalenders die ik ken,  noemen namelijk 26 Februari.