Over de tijdseenheden die kleiner dan de dag zijn

De kwartdag is het vierde deel van de natuurlijke dag, dat is zes aaneengesloten uren. Het uur is het vierentwintigste deel van de natuurlijke dag. Maar soms wordt het woord uur gebruikt voor het natuurlijke uur, soms voor het equinoctiale. Het natuurlijke is de tijdsruimte waarbinnen exact de helft van een Teken(1) [boven de horizon](2) rijst. Het equinoctiale is de stijging van 15 graden van de equinoctiale cirkel boven de horizon. Maar toch zouden beide uren natuurlijk genoemd kunnen worden, ware het niet dat we ze van elkaar willen onderscheiden.

Het punt is het vierde deel van één uur, als we ons op de tijdsberekening naar de Zon baseren, volgens de berekening naar de Maan echter het vijfde. Het moment is het tiende deel van het punt, of daarmee nu het ene of het andere wordt bedoeld. De uncia is het twaalfde deel van het moment. De atomos is het vierenveertigste(3) deel van de uncia. [Dit zijn de rekeneenheden van de computus]. De astronomie deelt echter altijd door 60 tot de kleinste eenheid van welk geheel getal ook. Omdat deze wetenschap geheel berust op de berekening van deze tijdsdelen en hun verschillen, heeft ze van het berekenen (computare) de naam Computus gekregen. Niet omdat ze leert wat berekend is, maar omdat ze onderwezen wordt met getallen die vaststaan en die nauwkeurig met elkaar samenhangen.

  1. Namelijk een Teken van de Dierenriem.
  2. Passages tussen [] zijn door de vertaler (Jaap Staal) toegevoegd.
  3. De druk van Cavellat heeft hier het achtenveertigste.