Verantwoording

De vader van alle Dietse dichteren baseerde zich voor zijn historische en natuurwetenschappelijke werken op Latijnse bronnen. Zijn tijdgenoot (naar alle waarschijnlijkheid) die de Natuurkunde van het Geheelal vervaardigde, had zijn wetenschap ook gevonden in het Latijn. De kennis van de Latijnse bronnen is voor de studie van historische, artes- en populariserend-theologische en -moralistische teksten in de volkstalen onontbeerlijk. Wees Van Oostrom in Stemmen op schrift op de nauwe verwevenheid van de Latijnse en de volkstalige cultuur in fictionele teksten – voor de teksten waar wij ons mee bezighouden, geldt dat in nog sterker mate. Toegegeven, in fictionele teksten, de Ysengrimus, de vitae, beïnvloeden Latijn en volkstaal elkaar over en weer, in een artes-tekst is eenrichtingsverkeer Latijn – volkstaal de regel. Het gros der auteurs van populariserend wetenschappelijke teksten moet op zijn minst in het Latijn onderlegd geweest zijn.

Wie zich bij de bestudering van Middelnederlandse artes-teksten strikt beperkt tot de Nederlandstalige, is als een modern wetenschapper die geen kennis neemt van wat in het buitenland gepubliceerd is. Het is dus zeer verantwoord om in een verzameling van Middelnederlandse artes-teksten ook Latijnse op te nemen. Zo onze tekst, die van Sacrobosco, al niet een bron van meer dan één Middelnederlandse geweest is, dan hebben toch alle uit een gemeenschappelijk fonds geput.

Een leerboek dat meer dan driehonderd jaar als standaardwerk geldt en in wat conservatiever landen honderd jaar later nog in gebruik is, verdient het nodige respect. De Compotus Ecclesiasticus van Johannes de Sacrobosco is bewaard in een zeer groot aantal handschriften en zeker 35 drukken, waarvan de laatste uit Antwerpen in 1673.(1) Maar het werk hanteert de Juliaanse tijdrekening. Na de invoering van de Gregoriaanse was het verouderd.

Een vergelijkend onderzoek van zoveel handschriften en drukken is door één man of vrouw niet op te brengen. Noodgedwongen heb ik mij tot de druk van Johannes Richardus uit 1547 beperkt. Ik koos deze uitsluitend uit praktische overwegingen: de KB in Den Haag, waar hij zich bevindt, is voor mij gemakkelijk bereikbaar en studie in het buitenland zit er voor mij op mijn leeftijd niet meer in.

Wel heb ik de tekst steekproefsgewijs en speciaal bij de moeilijk vertaalbare passages vergeleken met het exemplaar in de U.B. Leiden: Ioannis de Sacrobvsco libellvs de anni ratione: seu, vt vocatur vulgo, computus ecclesiasticus. Antverpiae,: apud Ioannem Richardum, 1566, en met de twee exemplaren in de U.B. Amsterdam: Ioannis de Sacrobvsto libellvs, de Anni ratione: seu, vt vocatur vulgo, Computus Ecclesiassticus. Aqntverpiae, Apud Martinum Nutium Typographumiuratum & à Caes. M. admissum. [Z.j.] en Libellvs Ioannis de Sacrobosco, de anni ratione, seu vt vocatur vulgo, Computus Ecclesiasticus. Cvm praefatione [doorgestreept Ph. Melanchtonis]. Lvtetiae, Apud Guilielmem Cavellat, sub pingui Gallica ex adverso collegij Cameracensis.(2) Ook nam ik steekproeven uit het verzamelhandschrift 4G18 uit de U.B. Utrecht, waarschijnlijk stammend uit de 14e eeuw.

Wat is een compotus of computus? In zijn eenvoudigste vorm een handleiding om een kalender te maken: hoe de data van Pasen en Pinksteren en de overige wisselende feestdagen vast te stellen, het schrikkeljaar te bepalen en uit te rekenen op welke weekdag een bepaalde datum valt zonder van 1 januari af te hoeven tellen. De computus van Sacrobosco bevat heel wat meer. Die geeft een historisch overzicht van hoe de kalender tot stand is gekomen en legt uit waarom de kalenderberekening is zoals zij is.

Wat een computus niet is, is een astronomisch werk. De computist heeft kennis nodig van de loop van de zon en de maan, maar hoeft die niet te hebben van de andere hemellichamen.(3)

De Latijnse tekst is ontleend aan Ioannis de Sacrobvsto libellus, de Anni ratione: seu, vt vocatur vulgo, Computus Ecclesiasticus. Antverpiae, apud Ioannem Richardum in Sole aureo. Cum priuilegio Caesario, subsignato, P. de Lens. 1547.

Bij de vertaling ben ik ervan uitgegaan om vlot leesbaar Nederlands te schrijven. Ik kan me voorstellen dat een classicus zich de wenkbrauwen fronst om mijn zo nu en dan heel vrije aanpak.

De inhoud heb ik echter naar beste weten geen geweld aangedaan.

T.a.v. de spelling van de namen der maanden en weekdagen: Sacrobosco gaat zo uit van de etymologische afleiding daarvan, van eigennamen, dat het volgen van onze spellingregels slechts verwarrend werkt.

  1. Olaf Pedersen, In Quest of Sacrobosco. Journal for the history of astronomy 16 (1985), pag. 184 vlg.
  2. Het voorwoord van Melanchton is uitgescheurd op de laatste pagina na. Op de versozijde daarvan begint n.l. de tekst van de Computus
  3. Astronomen stonden wel eens onder verdenking, dat zij, voortbordurend op de wetenschap der heidenen, een God onwelgevallig werk deden. Vandaar, vermoed ik, dat het werk aan de kerkelijke kalender zorgvuldig van het hunne afgesplitst moest worden. Zie o.a. Stephen C. McCluskey, Astronomies and cultures in early medieval Europe, Cambridge [1998], blz. 32.