Localisering op grond van de heiligenkalender II

Ter vermijding van misverstand: Clarisse en mevrouw Jansen-Sieben hebben onomstotelijk bewezen, dat de tekst geschreven is in of in de onmiddellijke omgeving van Gent.(1) De codices zouden in theorie elders kunnen zijn vervaardigd.

S heeft de typisch Gentse heiligen Amalberga en Veerle. Macarius, ook met Gent verbonden, ontbreekt, komt wel in de cisiojanus voor. Dat is een aanwijzing dat S bestemd was voor een Gentenaar of een Gentse instelling. Wat moet een gewoon burger echter met aantekeningen betreffende de vigiliën?

De heiligen Franciscus en Dominicus ontbreken. Dus niet voor een klooster van een van hun orden; liever voor een instelling die met deze heiligen – toch geen kleine jongens – niets te maken wilde hebben. En ook niet voor de Benedictijnen: immers, de sterfdag van Benedictus is geen geboden feestdag. Augustijnen? Geen vermelding van zijn feestdag op 28 augustus, evenmin op 24 april.

Wat blijft er dan over?

S is met zijn prachtige illustraties een buitengewoon dure codex. We moeten dus een opdrachtgever zoeken die kapitaalkrachtig is.

We leven in de tijd van de Leliaerts en de Klauwaerts. De laatsten waren de volkspartij; de dominicanen en franciscanen waren op hun hand.(2) De Leliaerts waren de ‘kapitalisten’.

Kanunniken waren meestal afkomstig uit zeer gegoede families.

Het is jammer dat de archieven van het Sint-Veerlekapittel verloren zijn gegaan.

De Gentse heiligen ontbreken in H. Over de opdrachtgever van deze codex durf ik geen enkele suggestie te doen.

  1. Clarisse blz. 37 vlgg; Jansen-Sieben blz. 66.
  2. Fr. Blockmans, Het Gentsche stadspatriciaat tot omstreeks 1302. Antwerpen/’s-Gravenhage 1938. en
    Fr. Blockmans, Gent tot omstreeks 1336. De voorbereiding van een groote tijd. Amsterdam, z.j. [1942], p. 75-6: Het is, bijvoorbeeld, niets uitzonderlijks dat de Bedelorden, vooral Minderbroeders en Preekheren, in de tweede helft der XIIIe eeuw sympathiek stonden tegenover de “demokratische” verzuchtingen van de Gentsche kleine burgerij en van het draperieproletariaat, terwijl de “oude kloosters” en de seculiere geestelijkheid het veeleer met de bestaande sociale orde hielden.