De bestanddelen van de kalender

In de kalender vinden we het gulden getal(1), de feestdagen van heiligen, de ongeluksdagen (dies aegyptiaci), waarop men niet mag aderlaten, de vermelding van lente- en herfstevening en van de langste dag, de hondsdagen, de dag waarop Adam is geschapen, een cisiojanus(2) en een astronomisch vers in maart.

  1. Om de 19 jaar (namen de Middeleeuwers aan) is het op dezelfde dag Nieuwe Maan enz. Het gulden getal geeft aan in welk jaar van de negentienjarige cyclus we ons bevinden. De Nieuwe Maan hebben we nodig om de Paasdatum uit te rekenen. Voor nadere bijzonderheden raadplege men het werk van W. E. van Wijk, bijvoorbeeld De late Paasch van 1943. Eene populaire verhandeling over de bepaling van den datum van het Paaschfeest. ’s-Gravenhage 1943.
  2. Een cisiojanus is een geheugensteun om de feestdagen van de heiligen te onthouden. Iedere heilige wordt genoemd in ieder geval met de eerste lettergreep van zijn naam. Vaak, en ook in onze cisiojanussen heeft elke maand een vers met evenveel lettergrepen als er dagen in de maand zijn.